Interview met classicus en dichter Piet Gerbrandy over de nieuwe reeks 'Poëzie en wetenschap'.
Interview met classicus en dichter Piet Gerbrandy over de nieuwe reeks 'Poëzie en wetenschap'.
Wetenschappers en kunstenaars. Ze denken anders, praten anders, dromen anders. Of toch niet? In de nieuwe bijeenkomsten-reeks Poëzie en Wetenschap onderzoekt dichter en classicus Piet Gerbrandy samen met wetenschappers en kunstenaars hoe zij elkaar beter kunnen verstaan en begrijpen. Tijdens drie avonden ontdekken ze samen met het publiek hoe verschillende talen en methoden in de poëzie en wetenschap elkaar overlappen en wellicht kunnen versterken. ‘Er is al zoveel verschrikkelijke miscommunicatie in de wereld. Wanneer kunstenaars en exacte wetenschappers elkaar ook niet begrijpen, terwijl het misschien wel zou kunnen, dan zou dat jammer zijn.’
Ik vraag me vaak af of poëzie een werkelijk andere manier van uitdrukken of denken is dan andere vormen van taal of andere vormen van denken. In veel genres van wetenschap heb je te maken met logica en heel exacte principes waar je je aan moet houden. Terwijl bij poëzie eigenlijk het tegenovergestelde het geval is, omdat het maximaal gebruik maakt van verbeelding en intuïtie. Die twee lijken dus radicaal tegenover elkaar te staan. Maar hoe langer je erover gaat nadenken, des te meer overeenkomsten lijken er toch te zijn…
Neem iets heel simpels: een wiskundige die zegt dat A gelijk is aan B, past hetzelfde denkproces toe als een dichter die twee zaken in een gedicht met elkaar vergelijkt. Zowel wiskunde als poëzie, maar literatuur in het algemeen, heeft denk ik de pretentie dat er structuren of verbanden worden blootgelegd, die met het blote oog in eerste instantie niet zo evident zijn, maar als je er langer over nadenkt, toch aanwijsbaar zijn.
Als we denken, maken we altijd gebruik van een vorm van logica. We maken altijd gebruik van verschijnselen als causaliteit. We maken gebruik van analogieën. We abstraheren - en wiskunde is abstractie in de overtreffende trap is – waarbij we kijken naar de wereld en zeggen ‘hey, die twee dingen zijn hetzelfde!’ Wanneer je als dichter gebruik maakt van metaforen en van vergelijkingen, dat pas je in feite een denkproces toe dat ook in wiskunde wordt toegepast.
Als je met wiskundigen en andere mensen uit die hoek praat blijkt dat ze wel degelijk de hele tijd gebruik maken van intuïties! Ze varen blind op vermoedens en verbeelding en van daaruit beginnen ze te werken. Vervolgens is die intuïtie natuurlijk alleen ‘waar’ als deze in formules bewezen kan worden. Maar het beginpunt is volgens mij vaak helemaal niet zo anders dan bij een componist of een dichter of een schilder.
Pieter Bruegel I, De toren van Babel, ca. 1568, collectie Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Verworven met de verzameling van D.G. van Beuningen / Fotografie: Studio Tromp
Ik denk dat een heleboel wiskundigen eigenlijk niet zoveel weten van wat er in een aantal kunsten plaatsvindt, met uitzondering van muziek. En omgekeerd dat de meeste dichters en kunstenaars niet echt iets weten van wiskunde. En het is zo jammer is als je langs elkaar heen praat terwijl je wellicht fundamentele problemen op het spoor bent. Problemen die misschien niet in alle takken helemaal hetzelfde zijn, maar wel overeenkomsten hebben. Dus het lijkt mij zo fijn als we een gesprek kunnen hebben waarin duidelijk wordt dat we meer met elkaar te maken hebben dan je in eerste instantie zou zeggen.
Kijk, er is al zoveel verschrikkelijke miscommunicatie in de wereld. En wanneer kunstenaars en exacte wetenschappers elkaar ook niet begrijpen, terwijl het misschien wel zou kunnen, dan zou dat jammer zijn.
Als je kijkt naar Griekse denkers als Pythagoras – of nog beter zijn tijdgenoot Parmenides -, die worstelen met allerlei metafysische en logische vraagstukken die ze beantwoorden in een vorm die erg op poëzie lijkt. En ook de Romeinse dichter Lucretius maakt in de eerste eeuw voor Christus een leerdicht over de natuur van duizenden regels. Tot ver in de Middeleeuwen zie je dat dat exacte wetenschappen en poëzie nog niet strijdig met elkaar zijn, maar elkaar juist helpen.
We lijken het te zijn kwijtgeraakt. Toch zijn er wel latere voorbeelden te noemen die laten zien dat het anders kan. Een favoriet van mij is Darwin. Toch echt een hele fundamentele denker op het gebied van biologie. Maar wat hij schrijft is zo glashelder en prachtig van taal. En daardoor juist zo overtuigend!
Een andere avond wil ik het graag hebben over sociale wetenschappen en geneeskunde. Dus dan gaat het bijvoorbeeld om de helende kracht van poëzie. En de sociale functie daarvan. Bij grote gebeurtenissen, begrafenissen bijvoorbeeld, grijpen mensen vaak naar poëzie. Zie ook het fenomeen Dichter des Vaderlands, of de opkomst van stadsdichters. Het lijkt me heel boeiend om te kijken naar de aanbindende rol die poëzie kan hebben.
In de derde avond wil ik de biologie centraal zetten. Een vraag die je zou kunnen stellen is: hebben dieren ook gevoel voor kunst en voor schoonheid? Als een nachtegaal zijn liedje zingt, en hij heeft een mooier liedje bedacht dan de avond tevoren, is hij daar dan tevreden over? De dichter in mij wil geloven van wel.
De eerste bijeenkomst in de reeks Poëzie en Wetenschap is op 27 november in het Trippenhuis in Amsterdam.