Bekijk het overzicht van de kunstenaars die de afgelopen jaren als artist-in-residence verbonden zijn geweest aan het NIAS in Amsterdam, om daar onderzoek te doen naar een eigen project.
Bekijk het overzicht van de kunstenaars die de afgelopen jaren als artist-in-residence verbonden zijn geweest aan het NIAS in Amsterdam, om daar onderzoek te doen naar een eigen project.
Ieder jaar selecteren het NIAS en de Akademie van Kunsten een kunstenaar die gedurende 5 maanden verbonden is aan het NIAS in AMsterdam, om daar onderzoek te doen naar een eigen project.
In het overzicht hieronder is meer te lezen over de onderzoeken van de verschillende kunstenaars van de afgelopen jaren.
Dichter Maria Barnas zal als artist-in-residence verbonden zijn aan het Netherlands Institute for Advanced Studies (NIAS) in Amsterdam. Tijdens haar verblijf doet ze onderzoek naar de biografie van kunstenaar Jo Baer (1929), een Amerikaanse kunstenaar die vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw ook in Amsterdam gewoond en gewerkt heeft.
Barnas onderzoekt hoe orale geschiedenis kan worden ingezet bij het optekenen van kunstgeschiedenis. Kun je kunstgeschiedenis ook baseren op herinneringen, verhalen en misschien zelfs roddels?
Deze Artist-in-Residence positie wordt jaarlijks beschikbaar gesteld door het NIAS en de Akademie van Kunsten.
Centraal in het onderzoek staat het werk van de Amerikaanse kunstenaar Jo Baer (1929). Barnas licht dit toe: “Jo heeft haar hele leven schoonmakers gehad. Dit waren vooral jonge vrouwelijke kunstenaars. Soms mochten deze vrouwen haar helpen met het schilderen.”
“Ik wil proberen om al deze schoonmakers te traceren en met hen te praten over wat ze zich herinneren van hun ontmoetingen met Jo. Daarbij wil ik ook hun eigen werk bespreken en vragen stellen over wat het is om kunst te maken, wat het is om sporen achter te laten; maar ook over wat het is om schoon te maken, uit te wissen en zelf uitgewist te worden.”
Beeldend kunstenaar Inge Meijer zal tijdens haar fellowship artistiek onderzoek doen naar de rol van planten in kunsttentoonstellingen tot de jaren 90, en de relatie tussen plant en kunst.
Kunstmusea zoals het Museum of Modern Art (MoMA) in New York en het Stedelijk Museum in Amsterdam toonden ooit kamerplanten als onderdeel van hun tentoonstellingen, een praktijk die inmiddels verdwenen is. Omdat de planten amper aandacht hebben gekregen van kunsthistorici of recensenten, publiceerde Meijer in 2019 “The Plant Collection”, een boek over haar onderzoek naar de planten van het Stedelijk Museum. Als artist-in-residence bij het NIAS zal Meijer haar onderzoek uitbreiden naar het MoMA, waar planten van 1937 tot 1997 te zien waren in de tentoonstellingszalen.
Daarbij speelt de achterliggende vraag over wat deze tentoonstellingsgeschiedenis ons kan vertellen over de relatie tussen kunst en plant, en over de scheiding tussen cultuur en natuur. Beleven we een Rothko anders met een kamerplant ernaast? Wat is de waarde die wordt toegekend aan de kamerplanten, in vergelijking met de kunstwerken? Als beeldend kunstenaar, deels opgegroeid op het platteland, is Meijer geïnteresseerd in deze relatie tussen kunst en natuur. In eerder werk – Tuin Auto - exploreerde ze haar eigen auto als rijdende plantentuin, en in de installatie Wrapped Trees becommentarieert ze de praktijk van projectontwikkelaars om bomen in te pakken zodat vogels er niet in gaan nestelen en hierdoor de kapvergunning vertraging oploopt.
Meijer is Artist in Residence van 1 februari 2023 tot 1 juli 2023 en zal tijdens haar residency werken aan een boek en een interdisciplinair symposium.
Inge Meijer (https://ingemeijer.nl/) (1986) is beeldend kunstenaar en onderzoekt in haar werk de ongemakkelijke relatie tussen de mens en zijn omgeving. Ze studeerde af aan ArtEZ Academy of Fine Arts and Design in Arnhem en deed residencies in onder andere Colombia, Korea, Duitsland en aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Vorig jaar was haar solotentoonstelling Nothing is Something to been Seen te zien in galerie AKINCI, Amsterdam en in het Australian Centre for Contemporary Art, Melbourne. Momenteel is haar werk te zien in Museum Schiedam, Dordrechts Museum, Museum IJsselstein en in Kunsthalle Wilhelmshaven als onderdeel van de Ostfriesland Biënnale
Componist, dichter en onderzoeker Micha Hamel wordt de nieuwe Artist in Residence bij het Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS-KNAW). Hamel zal tijdens zijn fellowship aan zijn ‘luisteratlas’ werken, een weergave van zijn onderzoek naar luisteren.
Kunnen we onze oren trainen en beter leren luisteren? En hoe kunnen de vaardigheden van muziek beluisteren worden ingezet voor het beter luisteren naar anderen? Op onder meer deze vragen zoekt componist, dichter en onderzoeker Micha Hamel een antwoord tijdens zijn fellowship als Artist in Residence bij het NIAS van 1 februari 2022 tot 1 juli 2022.
Het aannemelijk maken van de stelling dat ‘naar muziek luisteren’ een positieve invloed heeft op sociaal luistergedrag, beschouwt Hamel als een uitdaging. ‘Als ik stel dat muziek luisteren je een beter mens maakt, dan zou dat betekenen dat musici betere mensen zijn dan niet-musici, en dat is natuurlijk niet waar. Het belang van het onderzoek is dat luisteren voor ieder mens, elke dag opnieuw een kluwen aan reflexen, bedoelingen en afwegingen is, die voortkomt uit opvoeding, gedrag en culturaliteit. Het is niet eenvoudig om er goed in te zijn.’
Afgelopen 3,5 jaar richtte Hamel zich als lector aan Hogeschool Codarts op (klassieke)muziek-luisterculturen vanuit een filosofisch, empirisch en artistiek perspectief. Hij onderzocht onder meer hoe gamification kan bijdragen aan de waarde van luisteren voor de luisteraar en meer maatschappelijke inbedding van klassieke muziek.
Tijdens zijn residentie bij het NIAS wil Hamel in dialoog gaan met wetenschappers uit verschillende disciplines om gegevens over sociaal luisteren te verzamelen. Uiteindelijk zal hij zijn onderzoek verwerken in een boek met de werktitel Luisteratlas, dat in 2022 bij Querido verschijnt.
Micha Hamel (1970) is componist, dichter en onderzoeker. Zijn concertmuziek werd uitgevoerd door vrijwel alle belangrijke Nederlandse orkesten en ensembles. Ook componeerde hij muziek voor dans en theater, zoals voor het Nationale Ballet, het Nationale Toneel en Orkater. Hij publiceerde vijf dichtbundels, waarvan nummer vier werd bekroond met de Jan Campertprijs. Samen met animatiekunstenaar Demian Albers (studio Apvis, Breda) maakt Hamel poëtische ervaringen voor Virtual Reality. In 2008 toerde zijn tragische operette Snow White (Nederlandse Reisopera) met veel succes door het land. In juni 2012 was hij Componist in focus op het Holland Festival, waarvoor hij twee avondvullende werken componeerde: een Requiem voor ons beschavingsideaal, en een multidisciplinaire voorstelling geïnspireerd op het schilderij “De Rode Kimono” van George Hendrik Breitner. Na het avondvullende melodrama Een pure formaliteit (Orkater, 2014) was zijn polystilistische opera Caruso a Cuba (Nationale Opera, 2019) weer een nieuwe mijlpaal.
Beeldend kunstenaar Oscar Santillán werkte tijdens zijn verblijf aan het NIAS aan een artistiek onderzoek naar biologische computers.
In de jaren zestig, toen computers nog in de kinderschoenen stonden, werd er geëxperimenteerd met biologische computers – systemen met levende organismen die informatie verwerken, leren en zich aanpassen. Zo probeerde men in een vijver met behulp van watervlooien, stukjes ijzer en magnetisme een biologische informatieverwerkingsmachine te bouwen. Het experiment faalde, maar inspireert kunstenaar Oscar Santillán nu voor een kunstproject over technologie, ecologie, AI en cybernetica, dat hij in februari bij het NIAS zal starten.
Santillán is daarbij in het bijzonder geïnteresseerd in de overeenkomsten tussen biologische computers en ideeën uit inheemse Andesculturen over ecosystemen (zoals vijvers en meren) als levende organismen met een vorm van bewustzijn. Bekijk een video van Santilláns werk Two tears used as a telescope. Oscar Santillán (1980) werd geboren in Ecuador, waar hij zijn bachelor in design behaalde. Zijn Master of Fine Arts haalde hij aan de Virginia Commonwealth University (VCU) in de Verenigde Staten. Zijn werk bevindt zich op het snijvlak van kunst, wetenschap, sciencefiction, verloren kennis en alternatieve perspectieven. Zo maakte hij een installatie met het DNA van Neil Armstrong – DNA uit een kauwgom van Armstrong, die de astronaut in de jaren zeventig had uitgespuugd tijdens een wetenschappelijke expeditie naar de Amazone. Een Ecuadoriaans expeditielid pakte het op en bewaarde het decennialang, totdat Santillán er een kunstwerk over mens, plant en ruimtereizen van creëerde.
Santilláns werk is tentoongesteld in onder andere het Museum Voorlinden, Wassenaar (NL), Humboldt Forum, Berlijn (DE), LACMA, Los Angeles (VS). Hij ontving fellowships voor kunstenaarsverblijven van Skowhegan (VS), Jan van Eyck (NL), Delfina Foundation (UK) en Leiden Observatory (NL). Onlangs initieerde Santillán 'órbitat', een platform voor samenwerking tussen wetenschap, kunst en kosmologie in LatijnsAmerika. Santillán woont en werkt vanuit Den Haag.
Robert Glas deed artistiek onderzoek aan het NIAS naar het strafrecht in tijden van big data en Steffens nam de wereld van gaming en religie onder de loep.
Beeldend kunstenaar Robert Glas (1986) onderzoekt in zijn kunstenaarspraktijk de wisselwerking tussen de wet en de technologieën die bij wetshandhaving worden ingezet. Tijdens zijn verblijf aan het NIAS gaat hij zich richten op de groeiende spanning tussen het voorspellen van crimineel gedrag en de toerekening van schuld. Statistische modellen en risicotaxatie-instrumenten kunnen steeds beter inschatten waar, hoe en door wie een misdaad begaan zal worden. Welke gevolgen heeft dit voor ons denken over individuele verantwoordelijkheid en de toerekening van schuld? Glas zal een filmscenario en publieke lecture-performance over dit onderwerp maken, samen met rechts- en datawetenschappers.
Robert Glas behaalde zijn bachelor fotografie bij de HKU en master fotografie bij AKV|St.Joost. Hij maakt fotografische installaties en korte films, waaronder een onafhankelijk fotografisch overzicht van alle vreemdelingendetentiecentra in Nederland. Ook maakte hij een tentoonstelling over Nederlands’ eerste moment van verplichte identificatie. Deze werken zijn vertoond in onder andere het Van Abbe Museum, Foam Amsterdam, De Kunsthal en het Nationaal Holocaust Museum. In 2017 ontving hij de Werkbijdrage Jong Talent. Glas woont en werkt in Rotterdam.
Het werk van fotograaf Joscha Steffens (1981) richt zich op war games en esthetisch geënsceneerd geweld in de hedendaagse samenleving. Eerder maakte hij Teen Spirit Island, een bekroonde serie foto’s over de professionele gamers scene. Als artist in residence gaat Steffens de identiteit en perspectieven van gamers verder onderzoeken. Hij wil daarbij vooral kijken naar de opkomst van religieuze gemeenschappen in de gaming scene, en de religieuze identiteit en beleving van een nieuwe generatie gamende christenen.
Joscha Steffens studeerde religieuze studies, mediakunst en fotografie aan instituten in Heidelberg, Karlsruhe en Arles. Hij behaalde zijn (postgraduate) diploma’s aan de Hochschule für Grafik und Buchkunst in Leipzig en de Kunsthochschule für Medien in Keulen. Zijn werk is onder andere tentoongesteld in Huis Marseille Amsterdam, DZ Bank Kunstsammlung in Frankfurt am Main, het Festival für Fotografie in Leipzig en de Bangkok Art Biennale. Sinds 2016 is hij Resident Artist aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam.
Kunstenaar masharu verdiept zich tijdens haar verblijf bij het NIAS in een bijzondere eetgewoonte: het eten van aarde, kalk en klei. 'In het Westen wordt het eten van aarde gezien als iets vies en ongezonds, en soms zelfs als een psychiatrische stoornis.' zegt de Russisch-Nederlandse Masha Ru. 'Maar in sommige landen is het eten van aarde onderdeel van de cultuur. Ook dieren eten klei. Hoe komt dat iets wat 'normaal' is in één cultuur, wordt gezien als een stoornis in een andere cultuur?'
Masha Ru hield zich bezig met de vraag. 'Sommige wetenschappers die onderzoek doen naar het eten van aarde, zogeheten geofagie, hebben zelf nooit aarde geproefd.' Zij nodigde wetenschappers en andere belangstellenden voor een aardeproeverij uit – samengesteld uit haar grote verzameling eetbare aarde en klei van over de hele wereld.
Kunstenaar Masha Ru (1984) studeerde cybernetica in Moskou, fotografie in Amsterdam en promoveerde in de wiskunde op onderzoek naar de elektronenmicroscoop aan de Universiteit Eindhoven. Zij maakt installaties, performances en documentaires op het snijvlak van kunst, techniek en antropologie. Ze ontving beurzen van de Rijksakademie van Kunsten Amsterdam, het Mondriaan Fonds en het Creative Industries Fund. Naast haar project over eetbare aarde, werkt ze momenteel samen met een Maya-gemeenschap aan een project over kunst, wetenschap en spiritualiteit achter de Mayakalender en aan een documentaire over een militaire patriottistische jeugdclub in Moskou.
De Colombiaanse kunstenaar Ana María Gómez López richtte zich tijdens haar verblijf aan het NIAS op een bijna verloren traditie in de wetenschap: het zelf-experiment. Een zaadje van een begonia in je eigen traanbuis implementeren, om te zien of het zal ontkiemen. Een stuk van je aderen vervangen door siliconen buisjes en naalden, om erachter te komen of je een kunstmatige bloedsomloop kunt bouwen. Proberen of je een onmisbaar deel van je lichaam, toch kunt begraven. Het zijn experimenten van kunstenaar Ana María Gómez López, die daarmee de grenzen tussen haar eigen lichaam en de buitenwereld onderzoekt.
'Experimenteren op je eigen lichaam is in de wetenschap in onbruik geraakt,' zegt Gómez López. 'Daarmee hebben we het kind met het badwater weggegooid. Belangrijke ontdekkingen zouden niet zijn gedaan als wetenschappers en artsen hun ideeën niet eerst op zichzelf hadden uitgeprobeerd. Bovendien is het in een tijd waarin de grenzen tussen biologie en technologie steeds meer vervagen, belangrijk om te ervaren wat een ingreep met je lichaam doet.'
Tijdens haar verblijf aan het NIAS-KNAW gebruikte Gómez López het zelf-experiment als verbindend element tussen (medische) wetenschap en kunsten. Daarnaast bracht ze in een open forum wetenschappers en kunstenaars vanuit verschillende disciplines samen om tot een publicatie over zelf-experiment en zogeheten embodied research te komen.
Ana María Gómez López (1981) is kunstenaar en onafhankelijk onderzoeker. In haar werk onderzoekt ze de verschuivende grenzen tussen de mens en haar natuurlijke omgeving aan de hand van specimens, monsters, prothetische implantaten, media en geluidsopnamen. Gómez Lopez’ werk is onder meer tentoongesteld in het Fonds d’art contemporain Genève en het Haus der Kulturen der Welt. Na een carrière als forensisch antropoloog, volgde zij een kunstopleiding aan de Yale University School of Art. Ze hield fellowships aan onder andere het Rijksmuseum Boerhaave in Leiden en bij het MaxPlanck-Institute for History of Science in Berlijn. Momenteel is ze resident artist bij de Rijksakademie van Beeldende Kunsten. In februari 2019 begint zij bij het NIAS
Mediakunstenaar Arnold Hoogerwerf werkte aan het NIAS aan een project over supernormale prikkels, waarin hij op zoek ging naar de overeenkomsten tussen mens en meeuw, en de biologische oorsprong van kunstzinnig gedrag.
In de jaren veertig ontdekte gedragsbioloog, tekenaar en Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen dat meeuwenkuikens heftiger reageren op een rood stokje met witte strepen, dan op de echte rode vlek op de snavel van hun ouders. Hij noemde het een ‘supernormale prikkel’: een kunstmatige prikkel die een instinct sterker laat reageren dan normale, natuurlijke prikkels. Arnold Hoogerwerf wil erachter komen of de supernormale prikkel ook meer inzicht kan geven in het gedrag van de moderne mens.
Hoe reageren onze instincten op rode lippenstift, teddyberen en junkfood? Is een Picasso voor de mens wat een rood-wit stokje voor de meeuw is? Vooral die laatste vraag over de rol van de supernormale prikkel bij het maken en ervaren van kunst stond tijdens Hoogerwerfs fellowship centraal. Samen met gerenommeerde wetenschappers en kunstenaars zocht hij naar antwoorden, die verschenen zijn in een essaybundel.
Arnold Hoogerwerf (1975) maakt audiovisuele installaties en componeert muziek voor theater en film. Daarnaast initieert hij samenwerkingsprojecten op het snijvlak van kunst en wetenschap. Zo maakte hij het succesvolle De meeuwen van Tinbergen (2012), een voorstelling, tentoonstelling en lezingenserie over het leven en gedachtegoed van Niko Tinbergen, te zien onder andere op Oerol, universiteiten en in Museum Boerhaave. Hoogerwerf studeerde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten en het Koninklijke Conservatorium in Den Haag en is als onderzoeker en docent verbonden aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht.
Kunstenares Urok Shirhan werkte bij het NIAS haar project Empty Orchestra – Xenophones, over vervreemding, identiteit, taal en geluid. Shirhan, onderzocht hoe een identiteit die niet op nationaliteit berust, een antwoord zou kunnen zijn op nationalisme en op grenzen. Haar eigen leven biedt aanknopingspunten: Shirhan (1984) is Iraaks geboren en sinds haar negende in Nederland.
Urok Shirhan (1984) heeft gestudeerd aan de Rietveld Academie en behaalde haar Mastergraad aan Goldsmiths University (Londen). Ze was ook researcher in residence aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Ze bewerkte onder andere een operette uit 1960 waarin het pan-Arabisch volkslied werd gezongen door bekende Arabische zangers – Shirhan zong de stemmen opnieuw in (‘Watani Al Akbar’, 2015). In 2014 werkte ze met Syrische kinderen in Jordanië, die vertellen hun ervaringen met oorlog. In Communist Parents neemt Shirhan de opvattingen over maatschappelijke betrokkenheid van drie twintigers als uitgangspunt. Om de invloed te achterhalen van de politieke idealen van ouders op hun kinderen, liet de kunstenaar hen daarover vragen stellen aan hun ouders.
Kunstenaar Arne Hendriks (1971) werkte tijdens zijn verblijf aan het NIAS aan zijn ‘The Incredible Shrinking Man’ project, waarin hij onderzoekt of (en hoe) de mens kleiner worden kan.
‘Mensen worden steeds langer, en lijken daar zelfs trots op te zijn', zegt Arne Hendriks. ‘Maar onze toegenomen lengte – in Nederland bijna twintig centimeter sinds 1830 - betekent een aanzienlijke extra druk op het ecosysteem.’
Lang zijn is een belasting, voor onszelf, onze gezondheid en de planeet. Hendriks pleit daarom voor een tegengestelde trend: krimp. Met zijn project ‘The Incredible Shrinking Man‘, een mix van onderzoek, radicale ecologie en verbeelding, onderzoekt Hendriks sinds 2010 of het mogelijk is voor de mens om extreem veel kleiner te worden. Bij een lengte van een halve meter hebben we slechts twee tot vijf procent van het voedsel, de ruimte en de energie nodig van een huidige mens. Ons brein zou zo groot zijn als een walnoot, maar wellicht sneller functioneren, één kip voedt honderd mensen en de gehele wereldbevolking zou in de zes grootste steden passen waardoor de rest van de planeet zich zou kunnen herstellen. Maar ook een minder radicale krimp brengt al enorme schaalvoordelen.
Arne Hendriks is kunstenaar en tentoonstellingsmaker en houdt zich bezig met speculatief onderzoek, open-design en onderwijs. Hij was betrokken bij projecten als het Instructables Restaurant (‘s werelds eerste open-source restaurant), Hacking Ikea, the Repair Manifesto en The Academy of Work. Momenteel werkt hij onder andere aan een eiland van vet, samen met de Engelse ontwerper Mike Thompson. Daarnaast is hij docent aan de Design Academy Eindhoven, De Academie van Bouwkunst en het Sandberg Instituut in Amsterdam en De Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Arne Hendriks zal vanaf februari 2016 een half jaar onderdeel uit gaan maken van NIAS’ internationale en interdisciplinaire gemeenschap. Lees meer over het werk van Arne Hendriks: http://www.arnehendriks.net/ (http://www.arnehendriks.net/)
De Vlaamse fotograaf Jan Rosseel deed tijdens zijn verblijf aan het NIAS onderzoek naar het geheugen en de vergankelijkheid van collectieve en persoonlijke herinneringen.
Hij beschrijft zijn werk als visual storytelling: ‘Ik gebruik fotografie, archiefmateriaal, video en objecten, om zo een narratief op te bouwen waarbij feit en fictie door elkaar worden gebruikt. Startpunt is vaak een historische gebeurtenis, van waaruit ik diepgravend onderzoek doe naar hoe we ons zo’n gebeurtenis collectief herinneren, wat vergeten wordt en hoe betrouwbaar het geheugen is.’
Zo verdiepte hij zich voor zijn project Belgische herfst, een geconfabuleerde geschiedenis in de (nooit opgepakte) Bende van Nijvel, die in de jaren tachtig een reeks gewelddadige roofovervallen pleegde. Rosseels vader was een van de slachtoffers. Ook het project Litho Belgica heeft een historische gebeurtenis als uitgangspunt. Het is een visuele interpretatie van de roman Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans over het relaas van diens grootvader tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Rosseel heeft tijdens zijn fellowship de rol van fotografie in het construeren van het verleden onderzocht, aan de hand van bijvoorbeeld de aanslagen van Parijs, de opkomst van IS en Pegida, de Molukse treinkaping en de Armeense genocide. Rosseel maakte een half jaar onderdeel uit van NIAS’ internationale academische gemeenschap die bestaat uit wetenschappers en schrijvers van verschillende disciplines, waarbij dagelijkse interactie tot (onverwachte) nieuwe inzichten leidt.
Rosseel: ‘De synergie tussen kunst en wetenschap is voor mij een manier om steeds weer nieuwe vragen te stellen. Samenwerking biedt een caleidoscopisch inzicht.’
Het gebouw van het NIAS in Amsterdam